Je bent nu bij: 5 Jan Pieterszoon Coenstraat
De Jan Pieterszoon Coenstraat is tegenwoordig een van de meest populaire straten van Lombok. Maar wie was Coen eigenlijk? De gouverneur-generaal kwam in 1607 als onderkoopman naar Indië. Coen werd in Nederland aan het einde van de 19e eeuw gezien als een held: stichter van Batavia, militaristisch sterk en een geboren leider. Zijn slimheid en zijn 'Koninklijke drang naar overwinning' werden geprezen als de eigenschappen die de VOC een monopolie op specerijen als nootmuskaat en foelie hadden gebracht(1). Dit monopolie werd echter verworven door misdaden tegen de plaatselijke bevolking. In 1621 werden 44 leiders op Banda (Orang Kaj) onthoofd door zes gehuurde Japanse samoerai. Coen betichtte hen van 'samenzwering' tegen de VOC. Bovendien stuurde Coen in datzelfde jaar VOC-soldaten voor een strafexpeditie naar Banda. De soldaten waren verantwoordelijk voor de moord van ruim 10,000 Bandanezen, waarbij ook hun boten werden verbrand. Coens aantekeningen laten zien dat de bevolking loyaal was aan de Orang Kaj en er vaak zelf voor koos om zelfmoord te plegen door van rotsen af te springen, in plaats van te worden gevangengenomen door de VOC. Dit beschrijft Coen als 'koppigheid', te wijten aan een leiderschap dat 'trots verkoos over de levens van hun mensen'. De Banda-bevolking zag zelfdoding als een laatste middel om hun manier van leven en religie te beschermen. In 1621 was het eiland Banda vrijwel ontvolkt, enkel voor het monopolie op de specerijenhandel (2).De ontvolkte Banda-eilanden werden door Coen verdeeld in perken die beheerd werden door VOC-personeel. Slaafgemaakten uit voornamelijk Zuid-Azië werden te werk gesteld om aan de vraag van nootmuskaat te voldoen. Daarnaast hield de VOC het toezicht op de specijerenhandel goed in de gaten door het uitvoeren van hongi-tochten. Tijdens deze expedities werden smokkelaars gestraft en werden plantages die niet onder het bewind van de VOC stonden vernietigd. De VOC hield zo de prijzen hoog.
Op deze manier hield de VOC controle over de specijerenhandel in de Oost en veranderde onder leiding van Coen de Banda-eilanden in de eerste VOC-plantages waar slaafgemaakten te werk werden gesteld. Dit is lang voor het begin van de plantage-economie in de West.
Deze ontvolking en realisatie van het handelsmonopolie onder het bewind van Coen op Banda, wordt tegenwoordig sterk bekritiseerd door academici en bestempeld als genocide (3). Een voorbeeld van deze kritiek is het kunstwerk van Tineke Fischer in het Westfries Museum in Hoorn. In het werk van Tineke Fischer visualiseert zij via nootmuskaatbollen de ontvolking van op de Banda-eilanden. De nootmuskaatbollen en de foelie kunnen ook wel worden gezien als schedels en staan daarom symbool voor de slachtoffers die zijn gevallen onder de heerschappij van Coen. De presentatie van Fisher bevraagt daarmee de prijs die is betaald voor het monopolie op de specerijenhandel(4).
Borstbeeld
Niet alleen de straatnaam herinnert aan het koloniale verleden, ook beschikt de J.P. Coenstraat over een borstbeeld van J.P. Coen. Op nummer 127/127a is nog steeds deze herinnering aan Jan Pieterszoon Coen te vinden. Het borstbeeld is zowel van de gemeente als van de bewoners. Samen delen zij het onderhoud van het beeld.Het beeld is van Belgische makelaardij en prijkt, volgens het Utrechts Archief, al minstens sinds de jaren twintig van de vorige eeuw hoog bovenaan het pand. Tegenover het borstbeeld, op nummer 84, bevindt zich het geboortehuis van Wim Sonneveld.
Installatie van Tineke Fisher genaamd 'Nootmuskaat en foelie' die de genocide op de Banda-eilanden representeert.
Eindnoten
- Albert Verwey, 'De afscheidsrede van prof. Fruin' in: Proza, VIII (Amsterdam, 1923) 142-151 (origineel 1894).
- (vertaling 'An act not worthy of a Christian') uit, J. van Goor, Jan Pieterszoon Coen (Amsterdam 2014), 455-457.; Peter, Borschberg 'Luso-Johor-Dutch Relations in the Straits of Malacca and Singapore, ca 1600-1623,' in: Ernst van Veen and Leonard Blussé (ed.) Rivalry and Conflict: European Traders and Asian Trading Networks in the 16th and 17th Centuries (Leiden 2005) 14.
- De eerste historici die deze term gebruikte was de Utrechtse historicus Jan Luiten van Zanden in: Jan Luiten van Zanden, Arbeid tijdens het handelskapitalisme: opkomst en neergang van de Hollandse economie, 1350-1850 (Bergen 1991) 86-90.
- Tineke Fisher, 'Geraakt door de VOC tijd', http://www.tinekefischer.com (geraadpleegd op 17 september 2018).